Bij hun huis wappert de Beemster vlag en in de tuin staat een groot bord: ‘Wie zoekt kent de Beemster niet…, wie de Beemster kent zoekt nooit meer!’ Als dat geen uitnodiging is voor een praatje. Een gesprek over voorrang voor Beemsterlingen op de huizenmarkt, over touwtrekken als topsport en over de opkomst van hokjesmensen.
René Groot en Tiny Langeveld kochten hun huis aan de Zuiddijk van het Hollandsch kanaal in 1984. Het was dan wel geen boerderij – beiden stammen uit een boerenfamilie – maar het kwam dicht in de buurt: vrijstaand, met voldoende grond voor een moestuin, kippen, (inmiddels zeven) poezen en wat schapen en verder omgeven door groene weilanden. Ze kochten de stek met inboedel en al rechtstreeks van de verkopers, een ouder echtpaar dat emigreerde naar Spanje. “We hadden nog geluk,“ vertelt Tiny met een big smile, “want in deze gemeente gold nog de regeling dat als een huis werd verkocht aan buitenstaanders – wij kwamen uit de Purmerpolder – Beemsterlingen nog zes weken de tijd kregen om het huis tegen de geboden prijs te kopen.”
Een soortgelijke voorrangsregeling hielp René destijds ook aan zijn baan bij de gemeente Beemster. Hij had gesolliciteerd op een functie bij de Buitendienst, maar de voorkeur ging uit naar een kandidaat uit Purmerend. Alleen was die persoon niet bereid om te verhuizen voor zijn werk – destijds een voorwaarde – en René wél.
Wereldkampioen touwtrekken
Net als René had Tiny geen serieuze ambitie om de boerderij van haar ouders over te nemen. Zij begon na haar school aan een opleiding fysiotherapie, maar ze werd uiteindelijk drogist en (online) verkoper van gezondheidsproducten. Pratend over haar carrière vertelt ze dat ze enkele jaren geleden een burn-out kreeg en letterlijk geen stap meer kon zetten van vermoeidheid. Dat was een vreemde gewaarwording voor iemand die gewend was altijd in de hoogste versnelling te werken en aan topsport deed. Topsport? “Ja, ik speelde in de eredivisie basketbal en in 1986 was ik wereldkampioen touwtrekken.” Tiny pakt er een foto bij: “Kijk, daar staan we met onze ploeg ‘Spierkracht’ uit de Beemster – ik deed mee met drie zussen. En daar staat ook een trotse vader. Ik zal zijn glimlach nooit vergeten.”
Binnen de dijken zijn we allemaal buren”
Tiny heeft de touwen al lang geleden in de wilgen gehangen, maar René traint nog twee keer in de week, in Nibbixwoud. Die burn-out is ze gelukkig overheen en die heeft trouwens ook iets goeds gebracht: “Ik geniet nu meer dan voorheen van deze mooie plek waar wij wonen.” Wat er al niet op tafel kan komen bij een spontane ontmoeting op een zondagochtend. Het is zoals René zegt: “Achter iedere voordeur schuilt een verhaal.”
Steeds meer hokjesmensen
Maakt het hen iets uit dat de gemeenten Purmerend en de Beemster per 1 januari 2022 fuseren? “Au! dat doet pijn!”, zo reageert Tiny lachend en met de blik op René. “Ik kan daar inderdaad slecht mee omgaan”, vertelt hij. “Vroeger zaten we bij de ‘algemene dienst’ en het werk was ook algemeen. We konden heel veel zelf oppakken. In de gemeente Purmerend heb je overal specialisten voor. Wij van het groen mogen niet meer aan een omgevallen verkeersbord komen – daarvoor moeten we Purmerend bellen. Alles wordt opgedeeld in specialismen – die trend is al langer gaande – en ik ben bang dat ik straks heel eenzijdig werk heb, maar ik wil afwisseling.” Tiny: “Hij is een generalist. Dat heeft ie waarschijnlijk geleerd op de boerderij, daar moet je ook alles zelf kunnen.”
Mensen zeggen minder gedag
Als René in Middenbeemster over straat loopt, zegt hij bijna iedereen gedag. “Natuurlijk, want binnen de dijken zijn we allemaal buren van elkaar. Maar als ik ‘Hallo buurman’ zeg, kijken steeds meer mensen mij vreemd aan en lopen door.” Sterker: ”Er zijn hier mensen die elkaar niet eens ‘goedemorgen’ zeggen.” Misschien wordt het dorp met al die nieuwbouwwijken daar te groot voor, opper ik. “Wat heeft dat met grootte maken?”, reageert René, “Je kan toch gewoon gedag zeggen?!” Tiny: “Het gaat erom of jij open staat voor de ander, iets van jezelf wilt laten zien. Ik heb het gevoel dat mensen steeds meer in hun eigen angst en in hun eigen hokje leven. In Amsterdam kennen veel mensen hun buren niet eens. Wij kennen hier iedereen, ook al wonen ze drie kilometer verder weg.”