Portret van een moderne melkveehouderij
Sjaak Roos (1968) kent zijn honderdtwintig koeien stuk voor stuk bij nummer en hij herkent ze al op grote afstand. Dat laatste is belangrijk want ook als de koeien buiten staan wil hij kunnen zien welke koe tochtig is, zodat ze snel gedekt of geïnsemineerd kan worden. Hoe eerder de koe weer drachtig is, hoe beter want betekent dat er weer een kalf wordt geboren en dat de melkproductie opnieuw wordt geactiveerd. “Het in stand houden van dat levensritme is het allerbelangrijkste om de melkproductie op een vast niveau te houden. Want dat is de kunst: produceren op een vast niveau.” Hij meet de grootte van een bedrijf dan ook niet af aan het aantal koeien; “Nee, je moet kijken hoeveel product melk je produceert.”
Jan Roos (1941), de vader van Sjaak, gaf zijn koeien nog namen als Kee, Klara of Maartje. Dat was met 25 runderen ook nog te doen, net zoals handmatig of semi-automatisch melken. Maar met de groeiende veestapel werd dat al snel ondoenlijk en daarom staan er nu nummers in de weide en is het melken uitbesteed aan melkrobots. De koe zelf is ook ‘opgeschaald’: van gemiddeld vierduizend liter melk per jaar in 1960 naar achtduizend liter nu. De gemiddelde melkkoe gaat rond haar vijfde levensjaar ‘uit productie’ en naar de slacht.
Doorgeefsysteem
Het veebedrijf is voortdurend in ontwikkeling, maar sommige karakteristieken van de boerderij zijn onveranderlijk. Het is een familiebedrijf en dat betekent dat het werk een voortdurend samenspel is tussen de – meestal drie – generaties. ‘Iedereen werkt mee’, zo klinkt het eensluidend in de gesprekken aan de koffietafel. ‘Je doet alles samen en als het nodig is springen ook familieleden bij, bijvoorbeeld met hooien. Je deelt ook lief en leed met elkaar en de ergernissen.’ Een andere karakteristiek is dat de boerderij meestal overgaat van generatie op generatie. Sjaak: “Het is een doorgeefsysteem: je neemt de boerderij over met alle lusten en lasten. Denk aan het onroerend goed, de landerijen, de veestapel, maar ook de schulden die je moet zien weg te drukken, totdat de laatste eigenaar aan de beurt is en voor meerdere generaties moet afrekenen. Hoe je die schulden, zoals de hypotheek en de uitgestelde belastingclaim afhoudt, maakt niet uit. Als je het bedrijf maar financieel gezond houdt en je ook blijft investeren.”
De boerentak in de familie Roos gaat al vele generaties terug, maar het bezit van een boerderij is te danken aan de opa van Jan die destijds een boerderij van zijn schoonvader kocht. In 1970 nam Jan de boerderij over van zijn vader en sinds 2006 staan de ‘lusten en de lasten’ op naam van Sjaak. Niet dat Jan met pensioen is. Nee, hij woont samen met zijn vrouw Diet pal naast de boerderij – in Oudendijk, een dorp op de grens van de Beemster, en hij is iedere dag gewoon aan het werk.
Sjaak is als jongste van drie kinderen van nature in de voetsporen van zijn vader getreden. Of een van zijn twee zonen of zijn dochtertje later hetzelfde pad willen kiezen, is nu nog niet te zeggen. Sjaak knikt naar zijn oudste zoon (16) en zegt: “Toen ik zestien was, was ik ook met hele andere dingen bezig.”
Boerencoöperatie en kaasfabriek
Om nu en dan te ontsnappen aan de 24-uurs plicht van de boerderij maakt vader Jan ‘s zomers lange tochten op de racefiets en bij echte winters maakt hij lange touren op het ijs – twee favoriete buitensporten in Nederland. Zoon Sjaak is vooral actief in het sociale dorpsleven en hij gaat regelmatig op pad voor de boerencoöperatie waar hij melk aan levert: CONO Kaasmakers, gesticht in 1901 en gevestigd in het hart van de Beemster. Sjaak zet zich met name in voor duurzaamheidsprojecten; ook hier zijn de tijden veranderd.
Robert Niessen, archief