Portret van een kleinschalige veehouderij met kaasmakerij
Jan en Ruth Verdegaal zijn boer geworden dankzij overgrootvader Gerrit Verdegaal. De familie is al generaties lang verbonden met de veehouderij, maar overgrootvader boerde zo goed dat hij zijn drie zonen ieder een boerderij naliet (de dochters erfden ieder een ‘karn met daalders’). Ook het maken van kaas zat al langer in de familie. Zodoende groeiden Jan (1958) en Ruth (1963) op met het melken van Blaarkoppen (een koeienras), boter karnen en kaas maken. In 1969 verhuisde het gezin van Lisse naar Oudendijk, een dorp aan de Beemster Ringvaart. Van de zes kinderen voelden alleen Jan en Ruth zich als een vis in het water op de boerderij. Dat Ruth naar de middelbare landbouwschool in Hoorn ging was dan ook vanzelfsprekend. En toen hun vader in 1998 overleed, stapten ze bijna van nature over in zijn voetsporen.
Eeuwige herhaling
Sindsdien hebben de broers de veestapel laten groeien van vijfendertig naar zestig Blaarkoppen. Ze hebben een stal bijgebouwd en het land uitgebreid van zeventien naar vijfendertig hectare. Er zijn machines vervangen, de boekhouding is dikker geworden en hun moeder, Toos, heeft zich gaandeweg teruggetrokken tot het huishouden. Verder is het alsof de tijd hier heeft stilgestaan. Net als vroeger bepalen de dieren en de jaargetijden het ritme op en rond de boerderij. Jaar in, jaar uit. “Het is áltijd hetzelfde,” zegt Jan, “en toch altijd verschillend – ook door die prachtige wisseling van de seizoenen.” Maar hoe die jaargetijden ook uitpakken, uiteindelijk maakt ook dat geen verschil, want – zo stelt Ruth nuchter vast: “Er groeit altijd wel een meter gras in een jaar.”
Die eeuwige herhaling heeft ook z’n voordelen. Jan: “Je mag het ieder jaar weer opnieuw proberen. Als iets nu niet helemaal lekker loopt of je denkt dat het beter kan, dan krijg je volgend jaar weer de kans het ietsje anders te doen.”
Kaas en vlees
Alleen de winkelbel doorbreekt het ritme van de boerderij. De klanten komen van heinde en ver om hier, aldus de kranten, ‘de beste boter van Nederland’ te kopen. Of natuurgerijpte kaas, of karnemelk. Sinds kort gaat er ook ‘eigen’ vlees over de toonbank, maar helemaal lekker zit ze dat nog niet. Toch is de veehouderij in de Beemster, begin 17e eeuw, daarmee begonnen: het vetmesten van ossen voor de verkoop van vlees aan consumenten in heel Europa.